Abstract 2012/2 p. 438

Alvorens de cardo quaestionis van deze bijdrage te bestuderen, te weten de gebrekkige doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Belgische rechtsorde, worden vooreerst enkele inleidende beschouwingen in herinnering gebracht omtrent de vraag inzake de antinomie tussen het internationaal publiekrecht, enerzijds, en de Belgische Grondwet, anderzijds.
Deze bijdrage bestudeert vervolgens twee vormen van gebrekkige doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Belgische rechtsorde. Een eerste vorm van gebrekkige doorwerking betreft de mogelijke grondwettigheidstoetsing van verdragen door het Grondwettelijk Hof. In tegenstelling tot het Hof van Cassatie en de klassieke Belgische doctrine, die een monistische visie van het recht hebben, hanteert het Grondwettelijk Hof een dualistische benadering. Het Grondwettelijk Hof verklaart zich immers, in beginsel, bevoegd voor een onderzoek naar de grondwettigheid van verdragen. De kwestie van grondwettigheidstoetsing van verdragen maakt dan ook het voorwerp uit van verschillende kritische beschouwingen die de dringende nood aan hervorming aantonen. In deze bijdrage worden vervolgens, als proeve van oplossing, drie de lege ferenda voorstellen geformuleerd.
Een tweede vorm van gebrekkige doorwerking van het internationaal publiekrecht in de Belgische rechtsorde vindt zijn oorsprong in de bijzondere wetgeving die de procedurele rangorde van de toetsingen van wetten, decreten en ordonnanties regelt in geval van samenloop van grondrechten van internationale en grondwettelijke aard. Achtereenvolgens worden het mijlpaalarrest van Hof van
Cassatie van 26 november 2004 en de daaropvolgende wetgevende pacificatie besproken. Tenslotte worden enkele kritische beschouwingen geformuleerd.

Deze bijdrage eindigt met enkele conclusies. Concluderend kan men stellen dat de Belgische (grond)wetgever een dringende hervorming moet doorvoeren waarin idealiter een compromis zou moeten worden beoogd tussen volgende legitieme waarden en belangen, te weten de soevereiniteit van de Belgische Staat als democratie, enerzijds, en de superioriteit en de doeltreffendheid van het internationaal en Europees recht, anderzijds. Deze waarden en belangen zijn immers geenszins tegenstrijdig doch perfect verzoenbaar.

 
Dernière actualité

Le numéro 2020/1 de la Revue belge de droit international est paru.

Lire la suite

 

Partagez

Bookmark and Share