Beyond the boundaries of national jurisdiction, the seabed and its mineral resources are governed by a complex international regime, which determines by whom and under what conditions these natural resources can be exploited. However, it must be noted that companies wishing to pursue activities in the Area must be sponsored by a state, so national legislation defining the conditions to obtain a certificate of sponsorship also plays an important role. As will be demonstrated in this article, the content of these national laws is very diverse though, which can create possible mismatches and may induce deep sea mining enterprises to change their sponsoring state. Therefore, the phenomenon of flags of convenience in shipping does not seem far off: depending on the content of the national legislation on deep sea mining and how strictly it is enforced, juridical persons could strategically choose to register their company in a certain state and apply for sponsorship there. In this article, a theoretical analysis of this hypothesis is followed by a comparative evaluation of the national legislation on deep sea mining of two carefully selected states (Belgium and the Cook Islands), in order to determine whether forum shopping within the context of deep sea mining is legally possible and whether widespread differences between national laws can urge deep sea mining companies to go down that road. Furthermore, the consequences of such developments are pondered and possible solutions are suggested.

Au-delà des frontières de la juridiction nationale, les fonds marins profonds et ses minéraux sont régis par un régime international, qui détermine par qui et dans quelles conditions ces ressources naturelles peuvent être exploitées. Toutefois, il convient de noter que les entreprises qui souhaitent poursuivre des activités dans la Zone doivent obtenir le patronage d’un État. Par conséquent, la législation nationale définissant les conditions d’obtention d’un patronage joue également un rôle important. Comme le démontrera cet article, le contenu de ces lois nationales est cependant très diversifié, ce qui peut créer des discrépances et peut inciter les entreprises minières de haute mer à changer son État de patronage. Par conséquent, le phénomène des pavillons de complaisance dans le transport maritime ne semble pas loin : selon le contenu de la législation nationale sur l’exploitation minière en haute mer et la rigueur de son application, les personnes morales pourraient choisir stratégiquement d’enregistrer leur entreprise dans un certain pays et y solliciter le patronage. Dans cet article, une analyse théorique de cette hypothèse est suivie d’une évaluation comparative de la législation nationale sur l’exploitation minière en haute mer de deux États soigneusement sélectionnés (la Belgique et les îles Cook), afin de déterminer si le « forum shopping » dans ce contexte est possible et si des différences spécifiques entre les lois nationales peuvent provoquer les sociétés minières de haute mer à prendre cette voie. En outre, les conséquences de ces développements sont réfléchies et des solutions possibles sont suggérées.

Voorbij de grenzen van de nationale jurisdictie worden de diepzeebodem en zijn natuurlijke rijkdommen beheerst door een complex internationaal regime, dat bepaalt door wie en onder welke omstandigheden deze mineralen geëxploiteerd kunnen worden. Niettemin dient opgemerkt te worden dat ondernemingen die activiteiten wensen te ondernemen in het Gebied gesponsord moeten worden door een staat, dus nationale wetgeving die de voorwaarden vastlegt om een borgstellingscertificaat te verkrijgen speelt ook een belangrijke rol. Zoals zal worden aangetoond in dit artikel, is de inhoud van deze nationale wetten evenwel zeer divers, wat tot wanverhoudingen kan leiden en diepzeemijnbouwondernemingen zou kunnen aansporen om van sponsorstaat te wisselen. Het fenomeen van goedkope vlaggenstaten in de scheepvaart lijkt bijgevolg niet veraf: naargelang de inhoud van de nationale diepzeemijnbouwwetgeving en hoe strikt deze wordt toegepast, zouden rechtspersonen een strategische keuze kunnen maken door hun onderneming in een bepaalde staat te vestigen en daar sponsoring aan te vragen. In dit artikel wordt een theoretische analyse van deze hypothese gevolgd door een vergelijkende studie van de nationale diepzeemijnbouwwetgeving van twee zorgvuldig uitgekozen staten (België en de Cookeilanden), teneinde te bepalen of ‘forum shopping’ binnen de context van diepzeemijnbouw juridisch mogelijk is en af te wegen of de wijdverspreide verschillen tussen de relevante nationale wetten ertoe kunnen leiden dat diepzeemijnbouwondernemingen daartoe overgaan. Voorts worden ook de gevolgen van dergelijke ontwikkelingen overwogen en worden mogelijke oplossingen voorgesteld.